Zakboek Strafvordering voor de HulpOvJ
hoofdstuk 7
of
Zakboek Strafvordering en Strafrecht voor de Opsporingsambtenaar hoofdstuk 7
Auteursrechten voorbehouden www.zakboekenpolitie.com
1. Het juiste antwoord is
c.
Zakboek hulpOvJ 7.1 en 7.3 (art. 1 Awbi).
Zakboek opsporingsambtenaar 7.1 en 7.3 (art. 1 Awbi).
2. Het juiste antwoord is
b.
Zakboek hulpOvJ 7.2.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.2.
3. Het juiste antwoord is
c.
Zakboek hulpOvJ 7.4.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.4.
4. Het juiste antwoord is
c.
Zakboek hulpOvJ 7.2 en 7.3 (art. 1 Awbi).
Zakboek opsporingsambtenaar 7.2 en 7.3 (art. 1 Awbi).
5. Het juiste antwoord is
c.
Voor het binnentreden zonder toestemming van de bewoner moet aan twee
voorwaarden worden voldaan: de binnentreder moet bevoegd zijn (bevoegdheden
zijn niet te vinden in de Awbi, wel in Sv: bijv. ter aanhouding) én de vormvoorschriften
uit de Awbi moeten in acht genomen worden: in dit geval is dus een machtiging
binnentreden vereist.
De woorden ‘binnentreden’ en ‘betreden’ hebben dezelfde juridische betekenis:
daarvan is sprake bij het brengen van (een deel van) het lichaam over de grens
die de woning afscheidt van wat niet tot de woning gerekend kan worden. Voor
dit binnentreden zonder toestemming is een machtiging vereist.
Zakboek hulpOvJ 7.6 en 7.3 (art. 2).
Zakboek opsporingsambtenaar 7.6 en 7.3 (art. 2).
6. Het juiste antwoord is
c.
Een met toestemming binnengetreden opsporingsambtenaar mag in de woning
dwangmiddelen toepassen voor onverwacht aangetroffen situaties, mits de
toepassing van die dwangmiddelen zelf ook maar rechtmatig is en dat lijkt in
deze casus het geval te zijn. Wordt de toestemming tot binnentreden (verblijf
in de woning) ingetrokken, dan moeten de opsporingsambtenaren de woning
verlaten (niet verder de woning ingaan, uiteraard tenzij voorzien van
machtiging). Op weg naar de uitgang mag het mes (als dat mogelijk is)
inbeslaggenomen worden. Zie tot slot ook nog de eventuele uitzondering van art.
2 lid 3 Awbi: ‘een schriftelijke machtiging als bedoeld in het 1e lid is
niet vereist, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk
gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet
worden binnengetreden.’
Zakboek hulpOvJ 7.8 en 7.9.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.8 en 7.9.
7. Het juiste antwoord is
a.
Als een opsporingsambtenaar bevoegd is tot binnentreden zonder toestemming van
de bewoner, betekent dat nog niet dat dit op iedere willekeurige manier mag
gebeuren. Ingevolge art. 1 van de Awbi is kort gezegd degene die in een woning
binnentreedt, verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen
van het doel van het binnentreden. Als de naleving van deze verplichtingen naar
redelijke verwachting:
1. ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen of
2. feitelijk onmogelijk is of
3. de strafvordering schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor vh is toegelaten
gelden
deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die
omstandigheden kan worden gevergd.
Het niet aanbellen, niet legitimeren en het niet meedelen van het doel van
binnentreden in deze vraag valt onder de uitzondering zoals hiervoor onder punt
3 weergegeven.
Zakboek hulpOvJ 7.3 (art. 1 Awbi).
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3 (art. 1 Awbi).
8. Het juiste antwoord is
d.
Dit betreft het leerstuk van de ‘voortgezette toepassing’.
Zakboek hulpOvJ 7.9.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.9.
9. Het juiste antwoord is
b.
Art. 2 van de Awbi vereist voor het binnentreden in een woning door de
betreffende agenten zonder toestemming van de bewoner een schriftelijke
machtiging. Een schriftelijke machtiging is ingevolge art. 2, lid 3 van de Awbi
echter niet vereist, als ter voorkoming of bestrijding van ernstig en
onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in
de woning moet worden binnengetreden. Van dit laatste (ernstig en onmiddellijk
gevaar voor personen) lijkt hier sprake te zijn.
Zakboek hulpOvJ 7.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3.
10. Het juiste antwoord is a.
De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak heeft inderdaad toegang tot elke plaats, voor zover dat voor het
verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, redelijkerwijs nodig is (art. 7,
lid 2 Politiewet). Ingevolge dit artikel heeft voornoemde politieambtenaar dan
ook een bevoegdheid tot binnentreden ‘ter hulpverlening’. Uiteraard dient nog
steeds voldaan te worden aan de eisen die de Awbi stelt, inclusief dus een
machtiging binnentreden. Een schriftelijke machtiging is ingevolge art. 2, lid
3 van de Awbi echter niet vereist, indien ter voorkoming of bestrijding van
ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen
terstond in de woning moet worden binnengetreden. Bij hulpverlening zal
daar niet altijd sprake van zijn.
Zakboek hulpOvJ 7.10.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.10.
11. Het juiste antwoord is d.
Burgers zijn ingevolge Sv niet bevoegd om zonder toestemming van de bewoner een
woning binnen te treden (zie bijv. art. 55 en 96 Sv).
Voor binnentreden zonder toestemming voor meerdere doelen is slechts één
machtiging vereist.
Zakboek hulpOvJ 7.3 (art. 6).
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3 (art. 6).
12. Het juiste antwoord is d.
Art. 2 lid 1 Awbi
Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een
schriftelijke machtiging vereist, tenzij en voor zover bij wet aan rechters,
rechterlijke colleges, leden van het OM, burgemeesters, gerechtsdeurwaarders en
belastingdeurwaarders de bevoegdheid is toegekend tot het binnentreden in een
woning zonder toestemming van de bewoner.
Zakboek hulpOvJ 7.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3.
13. Het juiste antwoord is b.
De hulpOvJ is bevoegd tot het geven van een machtiging, een vh-misdrijf wordt
niet vereist (art. 3 Awbi). De machtiging wordt gegeven voor het binnentreden
in één in de machtiging te noemen woning. Zo nodig kan in de machtiging worden
bepaald dat zij tevens geldt voor ten hoogste drie andere afzonderlijk te
noemen woningen (art. 5 Awbi).
Zowel in geval van ontdekking op heterdaad als buiten dat geval kan iedere
opsporingsambtenaar, ter aanhouding van de verdachte, elke plaats betreden
(art. 55 Sv).
Zakboek hulpOvJ 7.3 en 4.8.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3 en 4.8.
14. Het juiste antwoord is
d.
Art. 3 Awbi
1. Bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden zijn:
a. de Advocaat-Generaal;
b. de OvJ;
c. de hulpOvJ.
2. Voor zover de wet niet anders bepaalt, is de burgemeester bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden in een woning gelegen binnen zijn gemeente voor andere doeleinden dan strafvordering.
3. (…).
Zakboek hulpOvJ 7.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3.
15. Het juiste antwoord is c.
Art. 12 Awbi
In de gevallen waarin het binnentreden van plaatsen krachtens een wettelijk
voorschrift is toegelaten, geschiedt dit buiten het geval van ontdekking op
heterdaad niet:
b. in de ruimten bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten
van levensbeschouwelijke aard, gedurende de godsdienstoefening of
bezinningssamenkomst.
In de vraag was er sprake van ontdekking op heterdaad en is betreden dus
toegestaan.
Zakboek hulpOvJ 7.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3.
16. Het juiste antwoord is d.
Art. 5 lid 2 Awbi
Ten behoeve van de opsporing van misdrijven waarvoor vh is toegestaan, is de AG
bij het gerechtshof of de OvJ bevoegd een machtiging te geven die betrekking
heeft op een groter aantal woningen. Bij dringende noodzakelijkheid en indien
het optreden van de AG of de OvJ niet kan worden afgewacht, komt de bevoegdheid
tot het geven van een machtiging toe aan de hulpOvJ.
Zakboek hulpOvJ 7.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3.
17. Het juiste antwoord is d.
Art. 5 lid 3 Awbi
Ten behoeve van de aanhouding, de medebrenging of de gevangenneming van een in
de machtiging te noemen of, wanneer zijn naam onbekend is, zo duidelijk
mogelijk aan te wijzen persoon onderscheidenlijk van de ibn van een in de
machtiging te noemen of, wanneer dat niet mogelijk is, zo duidelijk mogelijk te
omschrijven goed is de AG bij het gerechtshof of de OvJ bevoegd een machtiging
te geven die geldt voor iedere woning waarin bedoeld persoon onderscheidenlijk
bedoeld goed zich bevindt of verondersteld wordt zich te bevinden.
Bij dringende noodzakelijkheid en indien het optreden van de AG of de OvJ niet
kan worden afgewacht, komt de bevoegdheid tot het geven van een machtiging toe
aan de hulpOvJ.
Zakboek hulpOvJ 7.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3.
18. Het juiste antwoord is b.
1. Art. 7 Awbi (binnentreden ’s nachts en bij afwezigheid bewoner)
1. Tussen middernacht en 06.00 uur kan slechts zonder toestemming van de bewoner worden binnengetreden, voor zover dit dringend noodzakelijk is en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt.
2. Bij afwezigheid van de bewoner kan slechts worden binnengetreden, voor zover dit dringend noodzakelijk is en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt.
2. De strekking van voornoemd art. 7 Awbi brengt mee ‘dat het binnentreden hier wordt verstaan als verblijf in de woning. Het artikellid is derhalve eveneens van toepassing als de eerste stap vóór middernacht in de woning is gezet, maar het binnentreden ook na middernacht voortduurt’.
3. Criterium is niet of de verdachte er woont maar of er sprake is van een woning (art. 2 Awbi).
4. Als na het uitschrijven van de machtiging de aanvankelijk aanwezig geachte dringende noodzakelijkheid vervalt, mag dus niet tussen middernacht en 06.00 uur binnengetreden worden.
Zakboek
hulpOvJ 7.3
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3.
19. Het juiste antwoord is b.
Niet doorslaggevend is het oordeel van een binnentredend opsporingsambtenaar of
er in het betreffende geval sprake is van een woning (en of er sprake was van
bewoning). De rechter dient dit oordeel te baseren op hetgeen hij op de zitting
vaststelt over het pand ten tijde van het binnentreden.
Mocht echter blijken dat de opsporingsambtenaar daarbij verontschuldigbaar
heeft gedwaald (anders gezegd: zich heeft vergist en ook mocht vergissen) in
zijn oordeel dat er geen sprake was van een woning, dan is er voor
niet-ontvankelijkheid of bewijsuitsluiting geen plaats.
Zakboek hulpOvJ 7.4.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.4.
20. Het juiste antwoord is
b.
Art. 12 Awbi
In de gevallen waarin het binnentreden van plaatsen krachtens een wettelijk
voorschrift is toegelaten, geschiedt dit buiten het geval van ontdekking op
heterdaad niet:
1. in de vergaderruimten van de Staten-Generaal, van de staten van een provincie, van de raad van een gemeente of van enig ander algemeen vertegenwoordigend orgaan, gedurende de vergadering;
2. in de ruimte bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, gedurende de godsdienstoefening of bezinningssamenkomst;
3. in de ruimten waarin terechtzittingen worden gehouden, gedurende de terechtzitting
Zakboek
hulpOvJ 7.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3.
21. Het juiste antwoord is a.
Art. 6 lid 2 Awbi
De machtiging blijft ten hoogste van kracht tot en met de derde dag na die
waarop zij is gegeven.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing, weekend en feestdagen tellen
dus voor berekening van de derde dag wél mee, zie het zakboek.
Zakboek hulpOvJ 7.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3.
22. Het juiste antwoord is b.
Art. 7 Awbi
2. Bij afwezigheid van de bewoner kan slechts worden binnengetreden, voor zover
dit dringend noodzakelijk is en, indien krachtens een machtiging wordt
binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt.
Zakboek hulpOvJ 7.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3.
23. Het juiste antwoord is
a.
Art. 8 Awbi
1. Degene die de machtiging heeft gegeven, kan degene die bevoegd is binnen te treden, vergezellen.
2. Degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, kan zich door anderen doen vergezellen, voor zover dit voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs is vereist en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt.
Art. 9 Awbi
Degene
die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, kan zich de
toegang tot of de doorgang in de woning verschaffen, voor zover het doel van
het binnentreden dit redelijkerwijs vereist. Hij kan daartoe zo nodig de hulp
van de sterke arm inroepen. MH: ‘daaronder valt ook het forceren van de
(tussen)deur van een vertrek. Dat laat onverlet dat de opsporingsambtenaar niet
gerechtigd is om daarna dat vertrek te doorzoeken’ (zie het zakboek).
Zakboek hulpOvJ 7.3 en 6.40.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3 en 6.33.
24. Het juiste antwoord is c.
Zakboek hulpOvJ 7.3 (art. 2 Awbi) en 7.13.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.3 (art. 2 Awbi) en 7.13.
25. Het juiste antwoord is d.
Zakboek hulpOvJ 7.4.
Zakboek opsporingsambtenaar 7.4.
TOT SLOT: TEL UW AANTAL
FOUTEN.
0
fout = 10
1 fout = 10
2 fout = 9.5
3 fout = 9
4 fout = 8.5
5 fout = 8
6 fout = 7.5
7 fout = 7
8 fout = 6.5
9 fout = 6
10 fout = 5.5
11 fout = 5
12 fout = 5
13 fout = 4.5
14 fout = 4
15 fout = 3.5
16 fout = 3.5
17 fout = 3
18 fout = 2.5
19 fout = 1.5
20 fout = 1
21 fout = 0.5
22 fout en meer = 0
Heeft U
fouten in de vragen of de beantwoording gevonden?
Heeft U tips over de vragen of heeft U tips voor andere meerkeuze vragen?
Mail graag naar webmaster@zakboekenpolitie.com.