ANTWOORDEN VERDACHTE

Zakboek Pv en Bewijsrecht (enkele vragen) en
Zakboek Strafvordering voor de HulpOvJ hoofdstuk 2

of

Zakboek Strafvordering en Strafrecht voor de Opsporingsambtenaar hoofdstuk 2

Auteursrechten voorbehouden www.zakboekenpolitie.com

 

1.             Het juiste antwoord is a.

Zakboek hulpOvJ 2.1 en 2.18.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.1 en 2.13.

2.             Het juiste antwoord is a.

Zakboek hulpOvJ 2.1.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.1.

3.             Het juiste antwoord is c.

Zakboek hulpOvJ 2.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.3.

4.             Het juiste antwoord is b.

Zakboek hulpOvJ 2.2.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.2.

 

5.             Het juiste antwoord is b.

Zakboek hulpOvJ 2.2 en 2.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.2 en 2.3.

6.             Het juiste antwoord is b.

Art. 27c Sv

1.    Aan de verdachte wordt bij zijn staandehouding of aanhouding medegedeeld ter zake van welk strafbaar feit hij als verdachte is aangemerkt. Buiten gevallen van staandehouding of aanhouding wordt de verdachte deze mededeling uiterlijk voorafgaand aan het eerste verhoor gedaan.

2.    Aan de verdachte die niet is aangehouden, wordt voorafgaand aan zijn eerste verhoor (…) mededeling gedaan van het recht op rechtsbijstand, bedoeld in art. 28, eerste lid, en, indien van toepassing, het recht op vertolking en vertaling, bedoeld in art. 27, vierde lid.

Zakboek hulpOvJ 2.6.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.4.

7.             Het juiste antwoord is c.

Inderdaad wordt ingevolge Sv (art. 27) als verdachte aangemerkt ‘degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld voortvloeit’. Een redelijk vermoeden alleen volstaat dus niet, het moet gebaseerd zijn op feiten of omstandigheden. Daarbij kan de ervaring en de bekendheid van een opsporingsambtenaar een rol spelen. Van groot belang is e.e.a. tijdig, juist en volledig in het pv te verwerken.

Zakboek hulpOvJ 2.1 en 2.2.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.1 en 2.2.

8.             Het juiste antwoord is b.

Zakboek hulpOvJ 2.3.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.3.

9.             Het juiste antwoord is c.

De verdachte is te allen tijde bevoegd één of meer raadslieden te kiezen (art. 38 Sv) en zich door deze te laten bijstaan (art. 28 Sv). De verdachte wordt, telkens wanneer hij dit verzoekt, zo veel mogelijk de gelegenheid verschaft om zich met zijn raadsman in verbinding te stellen (art. 28 Sv).

Zakboek hulpOvJ 2.6 en 2.7.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.4 en 2.5.

10.          Het juiste antwoord is c.

Een aangehouden verdachte moet de gelegenheid worden geboden om voorafgaand aan het verhoor een raadsman (advocaat) te raadplegen (consultatierecht). De aangehouden verdachte heeft ook het recht op bijstand van een raadsman tijdens zijn verhoor (recht op verhoorbijstand). Jeugdige verdachten kunnen ook kiezen voor de aanwezigheid van een andere vertrouwenspersoon bij het verhoor.

Zie uitgebreid het Zakboek hulpOvJ 2.6 of het Zakboek opsporingsambtenaar 2.4 (bijstand raadsman, consultatierecht en recht op verhoorbijstand).

11.          Het juiste antwoord is c.

Zie resp. art. 27 Sv en de Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten van het college van PG’s.

Zakboek hulpOvJ 2.10.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.7.

12.          Het juiste antwoord is c.

Het recht op vrij verkeer tussen de raadsman en de verdachte kan in zeer uitzonderlijke gevallen tijdens het voorbereidend onderzoek ingevolge art. 46 Sv door de OvJ telkens beperkt worden voor zes dagen. De beperking van het vrije verkeer dient overigens tot het uiterste beperkt te worden en komt dan ook slechts zeer sporadisch voor. Het bevel dient onverwijld aan het oordeel van de rechtbank onderworpen te worden (art. 46 lid 3 Sv).

Zakboek hulpOvJ 2.7.
Niet in Zakboek opsporingsambtenaar.

13.          Het juiste antwoord is d.

Zakboek hulpOvJ 2.14.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.10.

Zakboek Pv en Bewijsrecht.

14.          Het juiste antwoord is d.

a: Sv geeft wel een omschrijving van processtukken, zie art. 149a Sv: tot de processtukken behoren alle stukken die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang kunnen zijn, behoudens het bepaalde in art. 149b Sv.

b:
Bij de beantwoording van de vraag of bepaalde stukken processtukken zijn is niet van belang of deze stukken zijn gevoegd in een dossier dan wel zich bijv. als losse pv's bevinden op het politiebureau.

c: Zie antwoord a.

d: Zie art. 30 Sv.

Zakboek hulpOvJ 2.14.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.10.

15.          Het juiste antwoord is a.

Stelling I: zie art. 126aa Sv: voeging vindt ingevolge dat artikel plaats zodra het belang van het onderzoek het toelaat (bevoegdheid OvJ). Bij art. 30 Sv staat voeging voorop, tenzij het onderzoeksbelang onthouding van kennisneming vordert. Zie over dit onderscheid zo nodig verder het zakboek.

Stelling II: onthouden van kennisneming is geen bevoegdheid van de hulpOvJ maar van de OvJ.

Zakboek hulpOvJ 2.14.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.10

Zakboek Pv en Bewijsrecht.

16.          Het juiste antwoord is a.

Zakboek hulpOvJ 2.8.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.6.

Zakboek Pv en Bewijsrecht.

17.          Het juiste antwoord is a.

Een tegenover de politie afgelegde maar ter terechtzitting weer ingetrokken verklaring kan door de rechter voor het bewijs worden gebruikt, met name als de bij de politie afgelegde verklaring zeer betrouwbaar lijkt (bijv. door gedetailleerde daderwetenschap) en het intrekken daarentegen niet. Dat hier zeer behoedzaam mee moet worden omgegaan, mag inmiddels als feit van algemene bekendheid worden verondersteld.

Een kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte kan onder voorwaarden wél als bewijs tegen die verdachte gebruikt worden.

Zakboek hulpOvJ 2.11.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.8.

18.          Het juiste antwoord is a.

Art. 29 Sv

1.    In alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord, onthoudt de verhorende rechter of ambtenaar zich van alles wat de strekking heeft een verklaring te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is afgelegd.

2.    De verdachte is niet tot antwoorden verplicht. Voor de aanvang van het verhoor wordt de verdachte medegedeeld dat hij niet tot antwoorden is verplicht. Deze mededeling wordt in het pv opgenomen.

Het ‘indringend’ vertellen aan de verdachte dat tot aanhouding zal worden overgegaan als geen verklaring wordt afgelegd, lijkt in strijd met dit art. 29 Sv. Daarna verkregen verklaringen van de verdachte kunnen als onrechtmatig verkregen bewijs uitgesloten worden van het bewijs.

Het vragen van de personalia maakt geen deel uit van het verhoor en daarvoor behoeft dus geen cautie gegeven te worden.

Een beroep op het zwijgrecht mag zonder bijkomende omstandigheden niet als bewijs worden gebruikt. De zwijgende verdachte ontneemt de rechter echter wel de gelegenheid aanwijzingen te verzamelen om zijn onschuld aannemelijk te maken: ‘het zwijgrecht belet dan ook niet dat het zwijgen van de verdachte een rol kan spelen in het geval het zwijgen betrekking heeft op een situatie die duidelijk om opheldering vraagt’.

Zakboek hulpOvJ 2.8 en 2.11.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.6 en 2.8.

19.          Het juiste antwoord is a.

Ook de verdachte die zich op zijn zwijgrecht beroept, mag worden ondervraagd.

De verdachte die ongevraagd een verklaring aan een opsporingsambtenaar aflegt (bijv. tijdens transport van de plaats delict/aanhouding naar het politiebureau of bij het na verhoor terugbrengen naar zijn cel), hoeft geen cautie gegeven te worden: hem werden immers geen vragen gesteld.

Zakboek hulpOvJ 2.8.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.6.

20.          Het juiste antwoord is c.

De cautie moet in het pv opgenomen worden (art. 29 Sv). Het ontbreken van die mededeling in het pv (terwijl de cautie wel gegeven is) kan hersteld worden in een aanvullend pv of door een verklaring onder ede ter terechtzitting.

De rechter mag antwoorden op vragen (in het kader van een verhoor) zonder voorafgaande cautie slechts tot bewijs bezigen, als de verdachte niet in zijn belang/verdediging is geschaad en dat is niet snel het geval!

Als een opsporingsambtenaar begonnen is met het verhoor van een verdachte zonder cautie, lijkt de beste oplossing de verdachte (na de nodige uitleg) alsnog de cautie te geven en de verdachte opnieuw te verhoren. Met bewust en vrijwillig gegeven toestemming van de verdachte kan ook verwezen worden naar de reeds zonder cautie afgelegde verklaring(en). De hele gang van zaken dient uiteraard tijdig, volledig en juist in het pv vermeld te worden.

Zakboek hulpOvJ 2.8.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.6.

21.          Het juiste antwoord is d.

De enkele omstandigheid dat een verdachte bij een verhoor op een politiebureau een verklaring aflegt op een tijdstip waarop hij aldaar ten onrechte wordt vastgehouden, brengt nog niet mee dat die verklaring niet tot het bewijs zou mogen worden gebezigd.  De afgelegde verklaring kan tegen de verdachte zelf gebruikt worden, maar ook tegen een andere verdachte.  Dat kan anders zijn als een verdachte onrechtmatig van zijn vrijheid is beroofd om een verklaring te verkrijgen.

Zakboek hulpOvJ 2.9.
Niet in zakboek opsporingsambtenaar.

22.          Het juiste antwoord is a.

Tegen minderjarigen die twaalf jaar of ouder zijn mogen inderdaad alle dwangmiddelen worden toegepast en tegen minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet bereikt hebben slechts bepaalde dwangmiddelen, zoals staande houding en aanhouding, onderzoek kleding/lichaam, ophouden voor onderzoek en bepaalde beslagbevoegdheden.

Zakboek hulpOvJ 2.15.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.11.

23.          Het juiste antwoord is c.

Reclasseringswerkers hebben ingevolge art. 7 van de Reclasseringsregeling voor de uitoefening van hun werkzaamheden vrije toegang tot:

1.    degenen die zijn ingesloten in politiebureaus, voor zover de normale taakuitoefening van de politie dat redelijkerwijs toelaat, en

2.    in penitentiaire inrichtingen, met inachtneming van de aldaar geldende huishoudelijke reglementen.

 

De minderjarige verdachte heeft het recht op vrij verkeer met zijn ouders of voogd (welk recht overigens beperkt kan worden) (art. 490 Sv).

Zakboek hulpOvJ 2.15 en 2.20.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.11 en 2.15.

24.          Het juiste antwoord is c.

Art. 27d Sv

1.  De opsporingsambtenaar die een persoon uitnodigt om een verklaring af te leggen, deelt daarbij mee of deze als getuige of als verdachte wordt gehoord.

2.  Indien ten aanzien van een als getuige gehoorde persoon gedurende het verhoor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ontstaat als bedoeld in art. 27, eerste lid, doet de verhorende opsporingsambtenaar, indien deze het verhoor wil voortzetten, aan deze persoon de in art. 27c, eerste en tweede lid, genoemde mededelingen (MH: strafbaar feit, rechtsbijstand en tolk/vertaling, zie 2.4).

Zakboek hulpOvJ 2.13.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.9.

25.          Het juiste antwoord is c.

Zie hiervoor ook de in het zakboek Wetteksten opgenomen Ambtsinstructie, art. 24, 25 en 32 t/m 36. Voor iedere opsporingsambtenaar (en dus ook iedere hulpOvJ) verplichte kost.

Bij de geringste twijfel over de gezondheidstoestand van de verdachte (alcohol/suikerziekte, bewusteloosheid, gebruik harddrugs, medicijnen in fouillering, enz.) dient met een arts overlegd te worden. In te roepen medische bijstand heeft voorrang op het belang van een eventueel politieonderzoek.

Zakboek hulpOvJ 2.19.
Zakboek opsporingsambtenaar 2.14.

 

 

TOT SLOT: TEL UW AANTAL FOUTEN.
0 fout  = 10

1 fout = 10

2 fout = 9.5

3 fout = 9

4 fout = 8.5

5 fout = 8

6 fout = 7.5

7 fout = 7

8 fout = 6.5

9 fout = 6

10 fout = 5.5

11 fout = 5

12 fout = 5

13 fout = 4.5

14 fout = 4

15 fout = 3.5

16 fout = 3.5

17 fout = 3

18 fout = 2.5

19 fout = 1.5

20 fout = 1

21 fout = 0.5

22 fout en meer = 0

 

Heeft U fouten in de vragen of de beantwoording gevonden?
Heeft U tips over de vragen of heeft U tips voor andere meerkeuze vragen?
Mail aub naar webmaster@zakboekenpolitie.com