ANTWOORDEN DWANGMIDDELEN PERSOONLIJKE
VRIJHEID
Zakboek Strafvordering
voor de HulpOvJ hoofdstuk 4
of
Zakboek Strafvordering en Strafrecht voor de Opsporingsambtenaar hoofdstuk 4
1.
Het juiste
antwoord is d.
a. Staande houden van een verdachte mag ook buiten heterdaad plaats vinden.
b. Een opsporingsambtenaar moet er voor zorg dragen dat een door hem aangehouden verdachte ten spoedigste voor een hulpOvJ wordt geleid, hij hoeft dat niet persoonlijk te doen.
c. Een burger is wél bevoegd tot aanhouding van een verdachte, echter alleen bij ontdekking op heterdaad.
d. Verzet tegen een opsporingsambtenaar die onrechtmatig aanhoudt, is inderdaad niet strafbaar (maar zou wel mishandeling kunnen opleveren, zie ook het zakboek Strafrecht).
Zakboek hulpOvJ 4.2 t/m 4.6.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.2 t/m 4.6.
2. Het juiste antwoord is
b.
a. Voor ontdekking op heterdaad wordt niet vereist dat dezelfde
opsporingsambtenaar met het onderzoek bezig moet zijn geweest. Overneming van
het onderzoek door andere opsporingsambtenaren doet aan het wel of niet
aanwezig blijven van ontdekking op heterdaad niets af.
b. Als het feit zelf op heterdaad ontdekt is en naar aanleiding daarvan vrijwel
onafgebroken opsporingshandelingen naar de verdachte verricht worden, blijft
ontdekking op heterdaad enige tijd aanwezig. Een aantal uren later kan er aldus
toch nog worden overgegaan tot aanhouding op heterdaad.
c. Het zelf op heterdaad ontdekken van het strafbare feit is géén eis om toch
nog op heterdaad te mogen aanhouden.
d. 3 uur is geen zelfstandig criterium, het zou onder omstandigheden zowel
langer als korter kunnen zijn. Een goede verwerking van de heterdaadsituatie in
het pv is in dit soort gevallen natuurlijk onmisbaar.
Zakboek hulpOvJ 4.4.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.4.
3.
Het juiste
antwoord is d.
a. De verdachte is niet verplicht op vragen naar zijn personalia te antwoorden.
b. De verdachte is vanaf diens 14e jaar wel verplicht op vordering van een opsporingsambtenaar een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden.
c. Van iedere verdachte mag vanaf diens 14e jaar bevolen worden een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden.
d.
Weigering om te voldoen aan een bevel om stil te blijven staan, levert
inderdaad niet het misdrijf van art. 184 Sr op (niet voldoen aan
bevel/vordering).
Zakboek hulpOvJ 4.2.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.2.
4. Het juiste antwoord is a.
Aanhouding buiten heterdaad is toegestaan in geval van strafbare feiten
waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (art. 54 i.v.m. 67 Sv), bijv. voor
eenvoudige mishandeling, eenvoudige vernieling, belaging, schuldheling maar sinds
kort ook verlaten plaats ongeval gecombineerd met dood, letsel of letsel en
hulpeloze toestand.
a. Op beide misdrijven is dus voorlopige hechtenis toegelaten.
b. Op overtreding van art. 6 WVW waardoor een ander wordt gedood, staat geen
voorlopige hechtenis (strafdreiging drie jaren, wordt ook niet met name
genoemd), tenzij er strafverzwarende omstandigheden van toepassing zijn (zoals
te hard rijden, drank, kleven, geen voorrang verlenen, enz.).
c. Op het opgeven van valse identiteitsgegevens (art. 435,4 Sr) staat
geen voorlopige hechtenis. Hetzelfde geldt overigens voor het strafbare feit
omschreven in art. 34,1 onder b van de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften (opgeven van onjuiste gegevens na vordering).
d. Op schuldheling staat wel voorlopige hechtenis (wordt met name genoemd in
art. 67 Sv), op wederspannigheid echter niet.
Let in dit kader ook nog op art 67 lid 2: voorlopige hechtenis is ook mogelijk
indien geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland van de verdachte kan
worden vastgesteld en hij verdacht wordt van een misdrijf waarvan de
rechtbanken kennis nemen en waarop, naar de wettelijke omschrijving
gevangenisstraf is gesteld.
Zakboek hulpOvJ 4.6 en 4.7.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.6 en 4.7.
5.
Het juiste
antwoord is c.
Art. 54 Sv
1. Buiten het geval van ontdekking op heterdaad is de opsporingsambtenaar op bevel van de OvJ bevoegd de verdachte van een misdrijf waarvoor vh is toegelaten, aan te houden teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden aan de hulpOvJ of de OvJ.
2. Het bevel tot aanhouding kan door de OvJ mondeling of schriftelijk worden gegeven. Indien het mondeling wordt gegeven, wordt het nadien in het pv vermeld.
3. Indien het bevel van de OvJ niet kan worden afgewacht, komt de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid toe aan de hulpOvJ. De hulpOvJ geeft van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan de OvJ. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
4. Indien het bevel van de OvJ of de hulpOvJ niet kan worden afgewacht, is de opsporingsambtenaar bevoegd de verdachte aan te houden teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden aan de hulpOvJ of de OvJ.
5. Een bevoegdheid tot aanhouding buiten het geval van ontdekking op heterdaad komt toe aan een persoon in de openbare dienst van een vreemde Staat die op door het volkenrecht toegelaten wijze grensoverschrijdend het achtervolgingsrecht in Nederland uitoefent, onder de verplichting ten aanzien van de aangehoudene te handelen overeenkomstig art. 53, tweede lid.
Een
burger is dus niet bevoegd tot aanhouding buiten heterdaad.
Zakboek hulpOvJ 4.7.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.7.
6. Het juiste antwoord is
a.
Zakboek hulpOvJ 4.3 en 4.29.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.3 en 4.21.
7. Het juiste antwoord is
d.
De termijn voor het ophouden voor onderzoek begint te lopen op het moment
waarop de (hulp)OvJ beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek.
Zakboek hulpOvJ 4.13.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.13.
8. Het juiste antwoord is d.
M.b.t.
stelling 2: dat moet dan wel gebeuren met uitdrukkelijke instemming van die
ex-verdachte én zo mogelijk na (telefonisch) overleg met de/een hulpOvJ.
Uiteraard moet het afzien van voorgeleiding in de politieadministratie
vastgelegd worden.
Zakboek hulpOvJ 4.12.
Niet in zakboek opsporingsambtenaar.
9. Het juiste antwoord is
a.
Ondanks dat Sv daarover niets vermeldt, is het vaste rechtspraak dat het geven
van een stopteken ter staande houding of aanhouding niet onrechtmatig is. Het
niet voldoen aan dit stopteken is echter niet strafbaar.
In het pv dient vermeld te worden dat er een stopteken ter staande en/of aanhouding
van de verdachte gegeven werd.
Zakboek hulpOvJ 4.2.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.2.
10. Het juiste antwoord is
a.
I. Inderdaad is uitsluitend de OvJ of hulpOvJ bevoegd te bevelen dat de
verdachte wordt opgehouden voor onderzoek.
II. Voor de berekening van de onderzoekstermijn wordt de tijd tussen
mid-dernacht en negen uur 's morgens niet meegerekend (art. 56a lid 2 Sv),
tenzij de verdachte door het onderzoek van zijn nachtrust is beroofd (niet
terug te vinden in Sv). Te denken valt hierbij niet alleen aan het verhoor van
de verdachte gedurende die uren, maar ook aan andere onder-zoekshandelingen
welke de verdachte van zijn nachtrust beroven, zoals het afnemen van
vingerafdrukken, confrontatie, geuridentificatie, enz. ‘In beginsel dient de
voor nachtrust bestemde tijd ook voor nachtrust van de ingeslotene te worden
gebruikt’. Andere onderzoekshandelingen
die de nachtrust van de verdachte niet verstoren (zoals het verhoor van een
ge-tuige/aan¬gever, een buurtonderzoek, sporenonderzoek, doorzoeking, enz.)
behoeven mijns inziens niet van de onderzoekstermijn te worden afgetrokken.
Zakboek hulpOvJ 4.13.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.13.
11. Het juiste antwoord is
a.
a. Art. 56b Sv: als de identificatie van de aangehouden verdachte van een
strafbaar feit waarvoor vh niet is toegelaten, niet binnen de in art. 56a,
tweede lid, bedoelde termijn kan worden afgerond, kan die termijn op bevel van
de (hulp)OvJ voor wie de verdachte is geleid eenmaal met ten hoogste zes uur
worden verlengd. In de casus betreft het overigens een misdrijf
(huisvredebreuk) en een verdachte wiens vaste woon- of verblijfplaats niet
vastgesteld kan worden en kan er dus wél vh toegepast worden. Immers ingevolge
art. 67 lid 2 kan er ook een bevel vh gegeven worden als geen vaste woon- of
verblijfplaats in Nederland van de verdachte kan worden vastgesteld én hij
verdacht wordt van een misdrijf waarvan de rechtbanken kennisnemen én waarop, naar
wettelijke omschrijving, gevangenisstraf is gesteld.
b. Dringende noodzakelijkheid is geen vereiste voor een eventuele verlenging.
Zakboek hulpOvJ 4.14 en 4.13.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.14 en 4.13.
12. Het juiste antwoord is
d.
Onderzoeksmaatregelen zijn (onder voorwaarden) mogelijk zowel tijdens het
ophouden voor onderzoek, de ivs als de vh. De maatregelen kunnen bevolen worden
door de OvJ. Als het optreden van de OvJ niet kan worden afgewacht, komt de
bevoegdheid gedurende de ophouding voor onderzoek en de ivs toe aan de hulpOvJ
die de ophouding voor onderzoek dan wel de ivs heeft gelast (uitgezonderd het
afscheren, knippen of laten groeien van snor, baard of hoofdhaar).
Zakboek hulpOvJ 4.30.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.22.
13. Het juiste antwoord is
a.
I. Maatregelen in het belang van het onderzoek mogen inderdaad uitsluitend
bevolen worden voor strafbare feiten waarvoor ingevolge art. 67 lid 1 Sv vh is
toegelaten.
II.
Ook het maken van foto’s en video-opnamen, het nemen van lichaamsmaten en
handpalm-, voet-, teen-, oor- en schoenzoolafdrukken onderzoek mag uitsluitend
bevolen worden voor strafbare feiten waarvoor ingevolge art. 67 lid 1 Sv vh is
toegelaten.
Zakboek hulpOvJ 4.30.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.22.
14. Het juiste antwoord is
d.
I. De algemene omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot strafverlichting,
zoals poging maar ook medeplichtigheid, zijn niet van belang voor de
berekening van het aantal jaren gevangenisstraf dat voor een strafbaar feit
maximaal is toegelaten in het kader van vh.
II. Hetzelfde geldt voor de algemene omstandigheden die aanleiding kunnen geven
tot strafverzwaring, zoals samenloop en recidive.
Zakboek hulpOvJ 4.7.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.7.
15. Het juiste antwoord is
b.
De voorwaarden voor het mogen toepassen van een ivs zijn inderdaad dat er op
het betreffende strafbare feit vh toegelaten moet zijn en de ivs tevens in het
belang van het onderzoek vereist is.
Voor het opgeven van valse identiteitsgegevens mag niet in verzekering gesteld
worden.
Ernstige bezwaren zijn voor een ivs nog niet vereist. De ivs dient er juist
onder meer voor om te onderzoeken of die ernstige bezwaren er zijn, om
vervolgens eventueel over te gaan tot vh. Eén van de eisen voor vh is immers
dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte moeten bestaan.
Zakboek hulpOvJ 4.15 e.v.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.15 e.v.
16. Het juiste antwoord is
a.
Gevaar voor herhaling is géén onderzoeksbelang maar kan wel een grond voor
voorlopige hechtenis opleveren (en kan alternatief d van toepassing zijn).
Zakboek hulpOvJ 4.18.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.18.
17. Het juiste antwoord is
b.
Een verlenging van het bevel kan slechts bij dringende noodzakelijkheid door de
OvJ plaatsvinden. Het bevel tot verlenging kan door de OvJ telefonisch aan de
hulpOvJ gegeven worden. De ondertekening van het bevel tot verlenging kan
daarbij in opdracht van de OvJ die het bevel heeft gegeven namens deze ook
geschieden door een hulpOvJ.
Zakboek hulpOvJ 4.19.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.15.
18. Het juiste antwoord is
d.
I. Ook een ivs in het kader van de toepassing van het ‘weekendje zitten /
weekendarrangement’ is uiteraard uitsluitend toegestaan als er een
onderzoeksgrond is en dat is niet het ‘weekendje zitten / weekendarrangement’.
II. Een verdachte die te lang is opgehouden voor onderzoek kan als regel toch
in verzekering gesteld worden, mits uiteraard aan de voorwaarden voor ivs
voldaan wordt (waterdichte schottentheorie).
Zakboek hulpOvJ 4.18 en 4.40.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.18 en 4.31.
19. Het juiste antwoord is b.
Zakboek hulpOvJ 4.29.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.21.
20. Het juiste antwoord is
b.
De transporttijd, de nachtelijke uren en de tijd die is gebruikt voor
ontnuchtering of medische verzorging moeten wél meegerekend worden!
Zakboek hulpOvJ 4.29.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.21.
21. Het juiste antwoord is
c.
Art. 55a Sv (doorzoeken plaatsen ter aanhouding)
1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in art. 67 lid 1 Sv, kan iedere opsporingsambtenaar ter aanhouding van de verdachte elke plaats doorzoeken. Hij behoeft daartoe de machtiging van de OvJ, behoudens het geval van dringende noodzakelijkheid. In het laatste geval wordt de OvJ onverwijld van de doorzoeking op de hoogte gesteld.
2. Als de OvJ aan een opsporingsambtenaar een machtiging heeft verleend ter aanhouding van de verdachte een woning zonder toestemming van de bewoner te doorzoeken, is voor het binnentreden in die woning door de betrokken opsporingsambtenaar geen machtiging als bedoeld in art. 2 van de Awbi vereist.
Een machtiging binnentreden ter aanhouding ingevolge art. 2 Awbi geeft géén bevoegdheid
tot doorzoeking ter aanhouding. Voor die doorzoeking is ingevolge art. 55a Sv
immers een afzonderlijke machtiging van de OvJ vereist.
In afwachting van een mogelijke doorzoeking ter aanhouding kan er niet
‘bevroren’ worden. Sv kent immers alleen de ‘bevriezing’ voor een doorzoeking
ter ibn van art. 96 lid 2 Sv.
Zakboek hulpOvJ 4.9.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.9.
22. Het juiste antwoord is
a.
Het belang van het onderzoek is niet de grond voor vh maar de grond voor ivs.
Zakboek hulpOvJ 4.35.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.27.
23. Het juiste antwoord is
a.
Zakboek hulpOvJ 4.35.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.27.
24. Het juiste antwoord is
d.
I. Grond voor vh kan zijn als de vh in redelijkheid noodzakelijk is voor het,
anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag brengen van de
waarheid. De voor deze waarheidsgrond vereiste ‘noodzakelijkheid’ kan aanwezig
zijn als er een kans bestaat dat de verdachte het opsporingsonderzoek zal
belemmeren, bijv. door getuigen te beïnvloeden en/of (na vrijlating) sporen weg
te maken. Dit wordt ook wel ‘collusiegevaar’ genoemd.
Bij de ‘onderzoeksgrond’ kan onder omstandigheden worden gedacht aan:
- geuridentificatieproeven;
- verhoor van getuige(n);
- confrontatie van in beslag genomen goed met getuige(n);
- confrontatie van getuige(n) met verdachte(n);
- aanhouding en verhoor medeverdachte(n) en heler(s);
- zoeken naar de buit.
Van ‘collusiegevaar’ zal geen sprake zijn bij een nog te verrichten onderzoek
door het Nfi en/of de Forensische Opsporing, immers niet voorstelbaar is dat
verdachte dit onderzoek zal kunnen belemmeren.
II. Een nader verhoor van de verdachte kan géén grond voor vh opleveren: bij de
waarheidsgrond gaat het erom dat de voorlopige hechtenis in redelijkheid
noodzakelijk moet zijn voor het, anders dan door verklaringen van de
verdachte, aan de dag brengen van de waarheid (art. 67a lid 2 onder 5 Sv).
Zakboek hulpOvJ 4.35.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.27.
25. Het juiste antwoord is
a.
Kennisneming van deze materie is voor de politiepraktijk van belang omdat
immers een hulpOvJ de OvJ zou kunnen adviseren de vh door de rechter te laten
schorsen onder bepaalde voorwaarden. Aanhouding ter zake overtreding van een schorsingsvoorwaarde
mag echter uitsluitend plaatsvinden als de OvJ dat beveelt. Als de geschorste
verdachte een voorwaarde heeft overtreden door het plegen van een nieuw
strafbaar feit, dan kunnen voor dat nieuwe strafbare feit uiteraard de
vrijheidsbenemende dwangmiddelen die daarvoor mogelijk zijn worden toegepast
(staande houden, aanhouden, enz.).
Zakboek hulpOvJ 4.38.
Zakboek opsporingsambtenaar 4.30.
TOT SLOT: TEL UW AANTAL
FOUTEN.
0
fout = 10
1 fout = 10
2 fout = 9.5
3 fout = 9
4 fout = 8.5
5 fout = 8
6 fout = 7.5
7 fout = 7
8 fout = 6.5
9 fout = 6
10 fout = 5.5
11 fout = 5
12 fout = 5
13 fout = 4.5
14 fout = 4
15 fout = 3.5
16 fout = 3.5
17 fout = 3
18 fout = 2.5
19 fout = 1.5
20 fout = 1
21 fout = 0.5
22 fout en meer = 0
Heeft U
fouten in de vragen of de beantwoording gevonden?
Heeft U tips over de vragen of heeft U tips voor andere meerkeuze vragen?
Mail graag naar webmaster@zakboekenpolitie.com.