25 VRAGEN DWANGMIDDELEN VOORWERPEN
Zakboek
Strafvordering voor de HulpOvJ hoofdstuk 6
of
Zakboek Strafvordering en Strafrecht voor de Opsporingsambtenaar hoofdstuk 6
1. Een verdachte wordt
buiten heterdaad aangehouden terzake inbraken. Bij een onderzoek in zijn woning
worden kostbare kennelijk gestolen laptops aangetroffen. De opsporingsambtenaren
willen die laptops in beslag nemen. Welke stelling is juist?
I. Onder inbeslagneming van enig voorwerp wordt ook begrepen het onder zich
nemen of gaan houden van dat voorwerp ten behoeve van de rechtmatige eigenaar.
II. Als voorwaarde voor rechtmatig beslag geldt onder meer dat de
opsporingsambtenaar de in beslaggenomen voorwerpen meeneemt.
a. Uitsluitend stelling I is juist.
b. Uitsluitend stelling II is juist.
c. Stelling I en II zijn juist.
d. Stelling I en II zijn niet juist.
2. De politie wil gestolen smartphones bij één van de medeverdachten in beslag nemen. Aan welke voorwaarde(n) moet zijn voldaan voordat tot inbeslagneming van die smartphones mag worden overgegaan?
a. De smartphones moeten vatbaar zijn voor inbeslagneming
b. Degene die in beslag wil nemen moet daartoe bevoegd zijn.
c. Alternatief a én b.
d. Alternatief a én b waarbij ook als voorwaarde is gesteld dat er een bewijs van ontvangst moet worden uitgereikt én een kennisgeving van inbeslagneming moet worden opgemaakt.
3. In welk geval is een voorwerp vatbaar voor inbeslagneming?
a. Uitsluitend als het voorwerp kan dienen om de waarheid in een strafzaak aan de dag te brengen.
b. Als het voorwerp kan dienen om de waarheid in een strafzaak aan de dag te brengen, behalve als het betreffende voorwerp zich bevindt bij een derde te goeder trouw.
c. Uitsluitend als het voorwerp aan de verdachte toebehoort en geheel of grotendeels door middel van een strafbaar feit is verkregen.
d. Ook als het voorwerp uitsluitend kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen.
4. Een in verzekering gestelde verdachte bekent tezamen met een paar vrienden een paar weken geleden een gewapende overval gepleegd te hebben. De verdachten waren naar de plaats delict gegaan met een van een andere vriend geleende auto. Is die auto vatbaar voor inbeslagneming?
a. Ja, opsporingsambtenaren zijn in dit geval immers buiten heterdaad ook bevoegd tot inbeslagneming.
b. Ja, uitsluitend voor waarheidsvinding.
c. Ja, ook voor verbeurdverklaring, mits de vriend van de verdachte tenminste redelijkerwijze het gebruik van de auto voor de overval had kunnen vermoeden.
d. Neen, onttrekking aan het verkeer is immers niet mogelijk.
5. Een particuliere bewaker van een groot winkelbedrijf houdt op heterdaad een verdachte aan terzake gepleegde winkeldiefstallen. Is deze bewaker bevoegd tot inbeslagneming van de bij de winkeldiefstallen gestolen goederen?
a. Nee, een burger is immers niet meer bevoegd tot inbeslagneming.
b. Ja, ook als hij voor de inbeslagneming een kledingonderzoek moet verrichten.
c. Ja, mits de verdachte de goederen met zich voert.
d. Neen, tenzij niet op de komst van een opsporingsambtenaar gewacht kan worden.
6. In een onderzoek naar overvallen zien twee agenten tijdens hun surveillance één van de gezochte verdachten in een auto rijden. De OvJ heeft voor die verdachte een bevel tot aanhouding buiten heterdaad gegeven. De agenten houden deze verdachte aan. Een dag nadat de auto waarin deze verdachte reed voor onderzoek aan het politiebureau is gestald, worden in de kofferbak van die auto gestolen laptops aangetroffen. Zijn de agenten bevoegd tot inbeslagneming van die laptops?
a. Nee, het betreft hier immers geen ontdekking op heterdaad en de auto is niet inbeslaggenomen.
b. Nee, de verdachte voert de laptops immers niet meer met zich.
c. Ja, mits de opsporingsambtenaar hulpOvJ is.
d. Ja, omdat er sprake is van verdenking van een misdrijf als omschreven in art. 67,1 Sv.
7. De agenten willen de auto uit vraag 6 na het aantreffen van de gestolen laptops doorzoeken. De verdachte geeft geen toestemming. Hebben de agenten een bevoegdheid tot doorzoeking van de auto?
a. Nee, de agenten zijn uitsluitend bevoegd de auto in beslag te nemen.
b. Ja, agenten zijn bevoegd de auto te doorzoeken, maar mogen daarbij niets verbreken.
c. Ja, de agenten zijn ingevolge het Wetboek van strafvordering bevoegd de auto te doorzoeken.
d. De agenten zijn uitsluitend bevoegd tot doorzoeking als het optreden van de hulpOvJ niet kan worden afgewacht.
8. De verdachte bekent tijdens het verhoor dat er in zijn slaapkamer nog meer gestolen voorwerpen liggen, onder meer drones. In de slaapkamer gekomen ziet een opsporingsambtenaar de drones in een hoek van de kamer staan en wil deze in beslag nemen. Is hij daartoe bevoegd?
a. Ja, omdat er sprake is van waarheidsvinding.
b. Ja, omdat er sprake is van verdenking van een misdrijf als omschreven in art. 67,1 Sv.
c. Nee, er is immers op het moment van de voorgenomen inbeslagneming geen sprake van aanhouding of staande houding van een verdachte.
d. Nee, want voor doorzoeking in de slaapkamer (een woning) is een machtiging van de RC vereist.
9. De verdachte verklaart tegen de politie dat hij bij zijn moeder thuis een smartphone heeft liggen waarin vermeld staat van welke medeverdachten hij nog geld van de buit van de overvallen tegoed heeft. De moeder van de verdachte zou weten waar de telefoon ligt. Moet de moeder voldoen aan een door de politie gegeven bevel tot uitlevering van die telefoon?
a. Ja, ook als medeverdachte.
b. Ja, mits ze zelf ook verdachte is.
c. Nee, uitsluitend de OvJ en RC mogen immers een bevel tot uitlevering geven.
d. Ja, tenzij moeder zich op haar verschoningsrecht beroept.
10. Welke stelling is
juist?
I. CI-info kan voldoende zijn voor een doorzoeking.
II. Informatie verstrekt door een inlichtingen- en veiligheidsdienst kan een
redelijk vermoeden van schuld opleveren.
a. Uitsluitend stelling I is juist.
b. Uitsluitend stelling II is juist.
c. Stelling I en II zijn juist.
d. Stelling I en II zijn niet juist
11. Door een TCI is betrouwbaar
beoordeelde informatie uit diverse bronnen verstrekt, inhoudende dat er een
grote partij harddrugs verborgen ligt in een loods. Welke stelling is juist?
I. De Opiumwet geeft een bevoegdheid tot doorzoeking.
II. Zolang er niet gericht en stelselmatig gezocht wordt naar de verdovende
middelen is er geen sprake van doorzoeken.
a. Uitsluitend stelling I is juist.
b. Uitsluitend stelling II is juist.
c. Stelling I en II zijn juist.
d. Stelling I en II zijn niet juist
12. De hulpOvJ besluit dat
de loods met spoed ter inbeslagneming moet worden doorzocht. Welke stelling is
juist?
I. De hulpOvJ is bij dringende noodzakelijkheid én mits het optreden van de OvJ
niet kan worden afgewacht bevoegd tot doorzoeking van de loods. Meer eisen
worden aan een doorzoeking door een hulpOvJ niet gesteld.
II. In de loods blijkt zich een kantoor van een professioneel
verschoningsgerechtigde te bevinden (advocatenkantoor). Dat kantoor mag niet door
de hulpOvJ doorzocht worden, tenzij de verschoningsgerechtigde daartoe
toestemming geeft.
a. Uitsluitend stelling I is juist.
b. Uitsluitend stelling II is juist.
c. Stelling I en II zijn juist.
d. Stelling I en II zijn niet juist.
13. Tijdens de doorzoeking door een hulpOvJ op basis van art. 96c Sv in de voornoemde loods wordt er na verbreking van een tussendeur een vertrek aangetroffen dat sterk lijkt op een woning. Een in het vertrek aanwezige persoon zegt dat hij daar woont en ontzegt de politie de toegang. De hulpOvJ wil snel handelen teneinde collusiegevaar (wegmaken partij harddrugs) af te wenden. Wat zijn de mogelijkheden?
a. De hulpOvJ kan de doorzoeking voortzetten nu het hem van tevoren niet bekend was dat zich een woning in de loods bevond.
b. Nu (gelet op de dringende noodzakelijkheid) het optreden van de RC en de OvJ niet kan worden afgewacht kan de hulpOvJ direct de doorzoeking voortzetten. De machtiging doorzoeking mag achteraf worden verleend.
c. De hulpOvJ is bevoegd met een machtiging binnentreden ter inbeslagneming de betreffende woning te betreden, voor de hand liggende voorwerpen in beslag te nemen en de situatie ter plaatse te bevriezen in afwachting van de komst van de tot doorzoeking bevoegde rechter of ambtenaar.
d. De hulpOvJ heeft voor het voortzetten van de doorzoeking in de woning een voorafgaande machtiging van de OvJ nodig.
14. Besloten is tot een doorzoeking van de woning door de RC. Welk alternatief is juist?
a. De betredingsbevoegdheid ter ibn van art. 96 Sv van opsporingsambtenaren is géén zelfstandige bevoegdheid die ook in afwachting van een mogelijke doorzoeking door de RC of OvJ kan worden uitgeoefend.
b. Als er contact met de RC is geweest, dan mag de beslagbevoegdheid van art. 96 Sv niet meer toegepast worden.
c. De beslagbevoegdheid van art. 96 Sv en de beslagbevoegdheden uit bijzondere wetten mogen tijdens een RC-zoeking worden toegepast op voorwerpen die geen betrekking hebben op de feiten waarvoor de RC aan het doorzoeken is en die tijdens de RC-zoeking onverwacht worden aangetroffen.
d. De beslagbevoegdheid van art. 96 Sv en de beslagbevoegdheden uit bijzondere wetten mogen tijdens een RC-zoeking ook worden toegepast op voorwerpen die betrekking hebben op de feiten waarvoor de RC aan het doorzoeken is.
15. Bij een onderzoek in een andere loods naar een ‘pillenfabriek’ worden naast een grote partij XTC-pillen ook een hennepkwekerij en voor de hand liggende vuilniszakken aangetroffen. De politie wil graag kijken wat er in die vuilniszakken zit en een deur in de loods verbreken om de kennelijk daarachter verborgen ‘pillenfabriek’ te betreden.
Welke stelling is juist?
I. Het kijken in de vuilniszakken is uitsluitend toegestaan in het kader van
een doorzoeking.
II. Het verbreken van de deur is uitsluitend toegestaan in het kader van een
doorzoeking.
a. Uitsluitend stelling I is juist.
b. Uitsluitend stelling II is juist.
c. Stelling I en II zijn juist.
d. Stelling I en II zijn niet juist.
16. Er is een redelijk vermoeden dat er in de woning van een verdachte een grote partij harddrugs en vuurwapens aanwezig is. Na overleg tussen de RC, OvJ en hulpOvJ wordt er, gelet op de dringende noodzakelijkheid, besloten tot een spoedzoeking in de woning van die verdachte. Het optreden van de RC én OvJ kan niet worden afgewacht. De hulpOvJ is bevoegd tot de doorzoeking mits:
a. De OvJ aansluitend onderzoekshandelingen van de RC vordert.
b. De hulpOvJ voorzien is van een machtiging binnentreden in die woning.
c. De hulpOvJ vooraf een machtiging doorzoeking van de RC krijgt.
d. De OvJ vooraf of in gevallen van grote spoed achteraf een machtiging van de RC krijgt.
17. Tijdens een
spoeddoorzoeking door een hulpOvJ in een bedrijfspand loopt één van de in dat
pand aanwezige personen (niet zijnde een verdachte) door het gehele pand en wil
gaan telefoneren. Als hem dat door de hulpOvJ verboden wordt, wil de
betreffende persoon het bedrijfspand verlaten. Welke stelling is juist?
I. In dit geval kan de hulpOvJ bevelen dat genoemde persoon zich niet van de
plaats onderzoek zal verwijderen én geen gebruik zal maken van de zich op de
plaats van onderzoek bevindende telecommunicatievoorzieningen zolang het
onderzoek aldaar niet is afgelopen.
II. Voor het bevel uit stelling I is een machtiging (mondeling of schriftelijk)
van de OvJ vereist.
a. Uitsluitend stelling I is juist.
b. Uitsluitend stelling II is juist.
c. Stelling I en II zijn juist.
d. Stelling I en II zijn niet juist
18. Tijdens een onderzoek in een woning wordt een gesloten brief van de verdachte inbeslaggenomen. Ten aanzien van de kennisneming van de inhoud van de brief geldt dat:
a. Ook de hulpOvJ bevoegd is kennis te nemen van de inhoud van die brief na machtiging door de OvJ.
b. Alleen de OvJ bevoegd is kennis te nemen van de inhoud van de brief, waarvoor tevens machtiging van de RC vereist is.
c. De OvJ (en bij diens afwezigheid de hulpOvJ) bij dringende noodzakelijkheid bevoegd is kennis te nemen van de inhoud van de brief, ook zonder machtiging van de RC.
d. De RC de enige autoriteit is die tot opening van de brief bevoegd is.
19. Wordt een woning genoemd als plaats die onder voorwaarden met spoed door een hulpOvJ doorzocht mag worden zonder dat aan die woning zelf verdere voorwaarden worden gesteld?
a. Nee, het moet ook de plaats zijn waar het feit is begaan of sporen heeft achtergelaten.
b. Nee, het moet ook de woning van de verdachte zijn.
c. Ja, meer voorwaarden aan de plaats (woning) worden niet gesteld.
d. Ja, mits de OvJ daartoe machtiging geeft.
20. Tijdens de doorzoeking in een woning komt de verdachte binnen. Hij ziet de politie en maakt zich uit de voeten. Een hoofdagent ziet dat de verdachte een telefoon over een groot hek gooit dat om de achtertuin van een andere woning staat. Een in de tuin aanwezige bewoner pakt de telefoon op en steekt deze in zijn zak. De hoofdagent die alles gezien heeft, wil de telefoon in beslag nemen en daartoe aan voornoemde bewoner de uitlevering bevelen. Welk van de volgende antwoorden is juist?
a. Uitsluitend de OvJ en de hulpOvJ zijn bevoegd tot het geven van een bevel tot uitlevering.
b. De hoofdagent is niet bevoegd tot het geven van een bevel tot uitlevering omdat de persoon die de telefoon heeft gepakt immers niet als houder kan worden aangemerkt.
c. De hoofdagent is bevoegd tot het geven van een bevel tot uitlevering, mits de betreffende persoon wel als houder maar niet als verdachte kan worden beschouwd.
d. De hoofdagent is bevoegd tot het geven van een bevel tot uitlevering omdat er sprake is van spoed.
21. Tijdens een schouw in een café vanwege een aldaar gepleegde steekpartij met dodelijke afloop, wordt het mes waarmee kennelijk gestoken is aangetroffen achter de bar. Is de hulpOvJ die de schouw instelde bevoegd tot inbeslagneming van dat mes?
a. Nee, hij had immers direct moeten doorzoeken.
b. Nee, ter gelegenheid van een schouw mogen toevallig aangetroffen voorwerpen niet inbeslaggenomen worden.
c. Ja, mits er nog sprake is van heterdaad. Zoniet dan kan de hulpOvJ overgaan tot doorzoeking.
d. Ja, want er is immers sprake van verdenking van een misdrijf als omschreven in art. 67 lid 1 Sv.
22. Welke stelling is juist?
I. Voor waarheidsvinding mag onderzoek worden gedaan naar gegevens opgeslagen op inbeslaggenomen gegevensdragers, zonder dat daaraan nadere voorwaarden worden gesteld.
II. Een onderzoek van gegevensdragers mag plaatsvinden met doorbreking van een password, zonder dat daaraan nadere voorwaarden worden gesteld.
a. Uitsluitend stelling I is juist.
b. Uitsluitend stelling II is juist.
c. Stelling I en II zijn juist.
d. Stelling I en II zijn niet juist.
23. Een verdachte van een omvangrijke fraude is in het bezit van een waardevolle auto. De politie wil op die auto conservatoir beslag leggen. Welk alternatief is juist?
a. Voor conservatoir beslag is een voorafgaande schriftelijke machtiging van de RC vereist.
b. Na teruggave van een voor waarheidsvinding ter zake een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit inbeslaggenomen voorwerp, mag dat voorwerp niet meer conservatoir inbeslaggenomen worden.
c. Uitsluitend wederrechtelijk voordeel verkregen uit een feit waarvoor verdachte is veroordeeld óf uit soortgelijke feiten kan aan de verdachte worden ontnomen.
d. Uitsluitend voorwerpen
die geheel toebehoren aan de verdachte kunnen conservatoir inbeslaggenomen
worden.
24. Er heeft een schietpartij met uiteindelijk fatale afloop plaatsgevonden. Na een (mislukte) spoedoperatie is uit het lichaam van het slachtoffer een kogel verwijderd. De politie wil deze kogel in het ziekenhuis bij de arts in beslag nemen. Welk alternatief is juist?
a. Professioneel verschoningsgerechtigden zijn onder meer de arts, reclasseringswerker, geestelijke en bankier.
b. De uit het slachtoffer verwijderde kogel valt onder het professioneel verschoningsrecht van de arts.
c. Het professioneel verschoningsrecht is niet absoluut: in zeer uitzonderlijke omstandigheden gaat waarheidsvinding boven het professioneel verschoningsrecht.
d. Uitsluitend de OvJ mag in dit geval de kogel in beslag nemen.
25. Welk alternatief is juist?
a. Als de politie door getuigenverklaringen weet dat zich in een bepaalde kast in een woning verdovende middelen bevinden, dan behoeven voor het openen van die kast de regels voor doorzoeking niet gevolgd te worden.
b. Bij een door de rechter gegeven last tot teruggave inbeslaggenomen voorwerpen behoeven (digitale) afschriften/kopieën niet ook retour gegeven of vernietigd te worden.
c. Een onderzoek op de plaats delict door de afdeling forensische opsporing en/of het NFI valt niet onder de regels die ingevolge het Wetboek van strafvordering voor doorzoeking gelden.
d. Handelen als verbeurdverklaard of onttrokken aan het verkeer door een opsporingsambtenaar mag uitsluitend als degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen heeft verklaard dat het hem toebehoort én daarvan schriftelijk afstand heeft gedaan.